Als een dga in een jaar recht heeft op een ouderdomspensioen naast een andere uitkering,
mag de fiscus een tekort in de uitkering niet zomaar bestempelen als het afzien van
ouderdomspensioen.

Een bv heeft haar dga een ouderdomspensioen en een tijdelijk arbeidsongeschiktheidspensioen
toegezegd. Dit ouderdomspensioen gaat in 2017 in. In dat jaar heeft de dga recht op
een pensioenuitkering van € 19.973 en een laatste arbeidsongeschiktheidspensioenuitkering
van € 8.333. Maar de bv betaalt de dga dat jaar in totaal slechts € 24.000 uit. In
de jaren 2018 tot en met 2021 ontvangt de dga zelfs hooguit € 9.000 per jaar. De inspecteur
stelt dat de dga in 2017 heeft afgezien van zijn pensioenaanspraak. Fiscaal gezien
telt dat als een vervreemding met alle gevolgen van dien. De fiscus legt de dga daarom
navorderingsaanslagen op en brengt hem belastingrente en revisierente in rekening.

Hooguit afgezien van arbeidsongeschiktheidspensioen Rechtbank Den Haag verwerpt echter het standpunt van de Belastingdienst. Pas vanaf
2018 was sprake van een (gedeeltelijke) kwijtschelding van de pensioenvoorziening.
Daarvoor heeft de dga niets gesteld over het afzien van zijn pensioen over 2017. Sterker
nog, de maandelijkse uitkering in 2017 bedroeg € 2.000, terwijl het maandelijkse ouderdomspensioen
€ 1.997 bedraagt. Als de dga al in 2017 een aanspraak heeft prijsgegeven, betreft
het de aanspraak op het arbeidsongeschiktheidspensioen. De rechtbank vernietigt daarom
de naheffingsaanslag, de belastingrentebeschikking en de revisierentebeschikking.

Bron: Rb. Den Haag 31-05-2024 (gepubl. 13-06-2024).